Pastoor Padberg

Pastoor Padberg

 
Locatie:Ede
Periode:1876-1923

Fredericus Aurelius Reinoldus Padberg werd geboren op 9 november 1876 te Heerenveen. In 1900 ontving hij zijn priesterwijding en werd hij kapelaan in Almelo. Op 21 april 1913 kwam hij, in opdracht van de aartsbisschop van Utrecht, naar Ede. Hij kreeg de taak een parochie te stichten en geld in te zamelen voor de bouw van een kerk.

Ede kende sinds 1583 geen katholieke parochie meer. In dat jaar vertrok pastoor Broenis Broenisz, als gevolg van de reformatie. Rond 1900 woonden er circa 100 katholieken in Ede, die parochieel bij Renswoude behoorden. Als zij een mis wilden bijwonen, moesten zij naar Wageningen, Veenendaal (op het grondgebied van Renswoude) of zelfs naar Barneveld. Het dorp Ede telde op dat moment ruim tienduizend inwoners. 

Garnizoen
Vanaf 1906 steeg het aantal katholieken snel als gevolg van de komst van het garnizoen. Er werden kazernes gebouwd voor de regimenten infanterie, artillerie en cavalerie. In totaal werden een kleine vierduizend militairen hier gehuisvest. Vele soldaten kwamen uit Brabant, waarvan het grootste deel katholiek was. Op 6 mei 1906 werd voor het eerst sinds de reformatie weer een mis gelezen in Ede. Kapelaan Horsting van de Arnhemse Eusebiusparochie kwam iedere zondag naar de kantine van de infanteriekazerne aan de Stationsweg om de mis op te dragen. Later werd deze kantine verruild voor het schermlokaal aan de Berkenlaan, waar zes opgestapelde patroonkisten als altaar fungeerden.

Houten kathedraal
Vanaf 1 mei 1913 werd de mis in de ‘eigen’ Edese parochie opgedragen door pastoor Padberg. Hij deed dit in het eerder genoemde schermlokaal. Naast de geestelijke zorg voor de parochianen was het bijeenbrengen van gelden voor de bouw van een kerk het voornaamste werk van de pastoor. Hij hield bedelpreken in de kerken van het bisdom en zelfs daarbuiten. Pastoor Padberg zag kans om een uit Millingen afkomstig houten gebouw als noodkerk te huren. Op 22 november 1914 werd de ‘Houten Kathedraal’ in gebruik genomen. De parochie telde op dat moment circa drieduizend zielen. Een jaar later kwam er opnieuw een houten (dans)tent naar Ede, deze keer uit Mook, om als voorlopig Katholiek Militair Tehuis te dienen.

Aalmoezenier
Na de afkondiging van de mobilisatie op 2 augustus 1914 werd pastoor Padberg bovendien  aangesteld als aalmoezenier van de tweede divisie, in de rang van majoor. Naast de geestelijke zorg voor de parochianen kreeg de pastoor de zorg over een grote groep militairen toebedeeld. Hij genoot bij de militairen grote achting. Door de mobilisatie konden de kerkdiensten niet meer worden gehouden in de schermzaal. Er werd, tot de komst van de houten kerk, uitgeweken naar de openlucht: de achtertuin van Ritmeester Spree aan het Zwarte Laantje. Op deze grond zou later het Julianaziekenhuis verrijzen. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kon er van de bouw van een definitieve kerk geen sprake zijn. Hiermee kon pas in augustus 1920 worden begonnen.

St. Antoniuskerk
Tijdens en na de oorlog gingen de acties van de pastoor om geld in te zamelen voor de bouw van een kerk gewoon door. De regering stelde een bedrag van tweeduizend gulden beschikbaar en naast het bisdom Utrecht liet ook het bisdom s’ Hertogenbosch zich niet onbetuigd. In juni 1921 was de bouw voltooid en kon de Sint Antoniuskerk in gebruik worden genomen. Op 13 juni van dat jaar (feest van de heilige Antonius van Padua) werd de kerk plechtig geconsacreerd door Mgr. H. van de Wetering, aartsbisschop van Utrecht. Na de mis werd Padberg voor zijn verdiensten als bouwpastoor onderscheiden met het officierskruis van de Orde van Oranje-Nassau. De plechtigheden werden bijgewoond door tal van kerkelijke, burgerlijke en militaire autoriteiten. Deze kerk stond anders gesitueerd dan de huidige kerk. De ‘oude’ kerk, die tijdens het bombardement van 17 september 1944 geheel verwoest zou worden, stond met het portaal gericht naar de huidige Padberglaan.

Einde
Pastoor Padberg bleef zich tomeloos inzetten voor zijn parochie, die met de komst van de Enka snel groter werd. Mede dank zij hem werd in 1923 een nieuw Katholiek Militair Tehuis gebouwd. In het zelfde jaar werd op 1 september de St. Antoniusschool gestart met 150 leerlingen. En passant werd door hem ook nog een kerkkoor opgericht. Al het werk had de gezondheid van pastoor Padberg ernstig aangetast; zijn krachten waren gesloopt. Na een beroerte eind oktober 1923, overleed hij op drie november van dat jaar op bijna 47 jarige leeftijd. Bij zijn uitvaart op 7 november was de kerk te klein. Een jaar later werd een monument ter nagedachtenis aan pastoor Padberg bij de kerk geplaatst. Dit monument werd in 1944 verplaatst naar de R.K. begraafplaats aan de Prins Bernhardlaan.

Getoonde foto
GA11639
 

 
Rubriek:Godsdienst en levensbeschouwing
Trefwoorden:Kerken
 
Gebruikte bronnen
Boek: "Beknopte geschiedenis St Antonius van Padua" Ede 2004, door J. Frijnshttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB25183277
Boek: "Garnizoensleven" Ede 2006 door E. van de Weerd.https://hdl.handle.net/21.12142/GEB25167642
Boek: "De kerk als moeder, deel 1, Ede 2000" door T van 't Veld.https://hdl.handle.net/21.12142/GEB25183559
1001 Documentatieverzameling Gemeentearchief Ede, map 13.1https://hdl.handle.net/21.12142/GEB31482681
1002 Documentatieverzameling G. J. Kesteloo, nr 75https://hdl.handle.net/21.12142/GEB50526717
127 Archief van Fredericus Aurelius Reinoldus Padberg , 1914 - 1923https://hdl.handle.net/21.12142/GEB31483845
 
Gerelateerde verhalen
De Antoniusschool, een verdwenen RK lagere school
Het Garnizoen
ENKA fabrieksgebouwen

Geschreven door Henk M. Klaassen op 2011


Locatie op kaart