Paardentram

Paardentram

 
Locatie:Ede
Periode:1905-1941

In de (oorlogs)winter van 1940-1941 kampten de autobussen van de WEBO, die het vervoer tussen het centrum van Ede en het station Ede-Wageningen verzorgden, met brandstofgebrek. Garagehouder W.G. Prette kocht een oude autobus zonder motor en spande er een paard voor. Tegen betaling van drie stuivers konden passagiers zich laten vervoeren tussen café De Boschpoort en het station.

Het station Ede van de Rhijnspoorweg Maatschappij (NRS) lag, zoals dit bij meer plaatsen aan de lijn gebruikelijk was, buiten de kern van Ede. Passagiers moesten, vanaf 1845, vanuit het centrum twee à drie kilometer naar het station lopen. Slechts weinigen konden zich de huur van een koets veroorloven. Het overgrote deel van de reizigers moest noodgedwongen, al dan niet met bagage, lopen. In verschillende grotere plaatsen in ons land werden hiertoe paardentrams in gebruik genomen. De naam zegt het al: één of meerdere paarden werden als trekkracht gebruikt. In Ede kwam het net niet zo ver. Wel werden vanaf de twintiger jaren van de 20e eeuw (kleine) autobussen ingezet. Eerst vervoerde de firma A. van Laar passagiers tussen het station en het centrum. In 1937 nam de WEBO deze dienst over.

Concessieaanvragen
Het had weinig gescheeld of er was in Ede ook een paardentram in het straatbeeld verschenen. Tijdens de raadsvergadering van 31 mei 1905 kwamen twee concessieaanvragen voor de exploitatie van een paardentram in het dorp Ede aan de orde. Eén aanvraag kwam van N. Mijnard uit Gouda, een tweede was van S. Winkel en J. Poel uit Rotterdam. Burgemeester en wethouders hadden weinig vertrouwen in de aanvraag van Mijnard en besloten een voorlopige concessie aan de Rotterdammers te verlenen. Er werd een commissie benoemd om de voorwaarden voor de exploitatie vast te leggen. Deze commissie, bestaande uit de heren Dinger, Jochemsen en Toe Water, toog vol ijver aan het werk. Zij werden het snel eens over zestien artikelen, maar bij artikel zeventien (het laatste) ontstonden er moeilijkheden. De drie commissieleden waren het oneens over het al dan niet rijden op zondag. Op 20 december 1905 besloot de raad geen toestemming te verlenen voor het rijden met de paardentram op zondag. Een groep inwoners van Ede, vooral zakenmensen en hotelhouders, vroeg de raad op deze beslissing terug te komen. Het duurde tot 6 april 1906 voordat de raad zich boog over dit verzoek, maar dat was al niet meer nodig. De heren Winkel en Poel waren het wachten beu en trokken hun aanvraag in.

Nieuwe poging
Twee jaar later lag er een nieuwe aanvraag; ditmaal van wijnhandelaar G.W.M. Jansen uit Arnhem. Op 30 april 1908 bepaalde de raad deze concessieaanvraag af te handelen zoals twee jaar eerder. In de commissie voor de opstelling van de voorwaarden was Toe Water vervangen door baron Bentinck van Schoonheeten. De aanvraag werd nog uitvoeriger behandeld dan de eerste keer. Zo diende er een vast tracé vanaf het station tot aan de Boslaan met alle opstapplaatsen te worden uitgezet, waarbij alle veiligheidsaspecten onderweg nauwkeurig werden beschreven. Men had zich al deze moeite kunnen besparen door eerst de bepaling over het al dan niet rijden op zondag te behandelen. Tijdens de gemeenteraadsvergadering bleken de standpunten ten aanzien van de zondagsrust niet gewijzigd. Jansen kwam nog met een compromisvoorstel om een beperkte zondagsdienst uit te voeren, maar ook hiermee ging de raad niet akkoord. Evenals de eerste aanvragers was ook Jansen van mening dat de exploitatie van een paardentram niet lonend te maken zou zijn zonder zondagsdienst. Hij zag af van verdere plannen en er kwam geen verbinding tussen station en dorp.

Bus-tram
Enkele tientallen jaren later heeft Ede dan toch nog gedurende een korte tijd een vervoermiddel gekend dat op een paardentram leek. Als koetsier van deze ‘paardentram’ fungeerde Dirk Wildeboer, wachtmeester b.d., die ervaring met paarden had. Als gevolg van de bittere koude in die winter (de bus kon niet worden verwarmd) en de onregelmatige treinenloop kampte de tram van begin af aan met gebrek aan belangstelling. Omdat de lijn alleen maar verliesgevend was, besloot Prette de dienst  binnen een half jaar op te heffen. Het paard werd verkocht en ook voor de bus vond men een koper op het eiland Texel.

Hoewel er ditmaal wel op zondag gereden mocht worden, kwam hiermede een einde aan de enige paardentram die Ede ooit bezeten heeft.

Getoonde foto
GA40017

 
Rubriek:Verkeer en vervoer
 
Gebruikte bronnen
Nijenhuis, H.J. Ede in grootvaders tijdhttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB25160380
1002 Documentatieverzameling G.J. Kesteloo, ca. 1970-1994, nr. 190https://hdl.handle.net/21.12142/GEB31483414
1003 Documentatieverzameling C. Hartgers, (1944) 1957-1989, nr. 56https://hdl.handle.net/21.12142/GEB31482495
 
Gerelateerde verhalen
Kippenlijn
Rhijnspoorweg
Station Ede - Wageningen
Stoomtram Ede-Wageningen

Geschreven door Henk M. Klaassen op 2010


Locatie op kaart