Van pastorie naar rosoliemolen tot villa Solitude

Van pastorie naar rosoliemolen tot villa Solitude

 
Locatie:Ede, Molenstraat 13

Periode: 1688 – heden

Zolang Ede een kerk heeft en hier een pastoor of dominee werkte, zal er ook een pastorie geweest zijn. Uit de Middeleeuwen zijn geen gegevens over de huisvesting van de pastoor bekend. Het is ook mogelijk dat deze vanuit elders dienst deed in Ede.

Als in de 16e eeuw Ede overgaat tot de Hervorming en de pastoor ingewisseld wordt voor een dominee, is er sprake van bewoning van een pastorie. Misschien dat de eerst bekende predikanten (Brinxius en Sonnius) niet zelfstandig woonden, maar de gehuwde Kemenerus (predikant te Ede 1607-1622) zal toch een eigen woning gehad hebben. Waar de predikanten uit deze periode woonden is niet bekend, maar het zal zeker in de nabijheid van de kerk geweest zijn. Wel is bekend dat er ten tijde van dominee Wijntgens (1623-1639 te Ede) vrij kostbare herstellingen plaatsvonden. Ook daarna was er regelmatig geld nodig voor onderhoud, nieuw stro voor het dak en verbouwingen.

Een nieuwe pastorie
In 1688 wordt besloten een nieuwe pastorie te bouwen. De kerkmeesters hebben hier eigenlijk geen geld voor. Na de grote dorpsbrand van 1684 hebben zij de kosterswoning (waar de brand begon) en enkele ander huizen moeten herstellen en ook toen was er geen geld. Dominee Cloeck (predikant te Ede van 1674 tot 1714) heeft in dat jaar een collectereis naar Holland gemaakt, om geld bijeen te brengen om de grootste nood te lenigen. 

Het ontstaan van de oliemolen
In 1841 komt J.F. Hommes uit den Haag naar Ede, en koopt de beide panden op de hoek van de huidige Molenstraat (toen Bergstraat) en Grotestraat. In de koop was ook een koetshuis begrepen dat achterin de tuin, tegen de oude pastorie aan stond.

In hetzelfde jaar verwerft Hommes het patent op de rosoliemolen van S. Slok in Geldersch Veenendaal. Hij bouwt in de tuin achter zijn nieuw verworven bezit een koetshuis. Daarvoor wordt het oude koetshuis gesloopt. Korte tijd later wordt, zo blijkt uit het kadaster, dit nieuwe koetshuis omschreven als rosoliemolen. Duidelijk is dat dat pand ook gebouwd is als rosoliemolen, met de daarvoor nodige zware constructie. Dat blijkt onder andere aan de voor een één verdieping hoog pand erg zware balkankers en uit een verkoopakte, waarin staat dat de zolder 40 “last”, dat is 80.000 kg. kan dragen. Nodig om de werkvoorraad oliehoudend zaak te kunnen opslaan.

Het einde van de oliemolen
Ondanks enige moeilijkheden met de kerkvoogdij, krijgt Hommes uiteindelijk vergunning de rosoliemolen officieel in gebruik te nemen. Op dat moment draait hij al geruime tijd, omdat het gemeentebestuur (lees: de burgemeester) het nadrukkelijk niet met de kerkvoogdij eens was en de bezwaren niet onderschreef. En dus niet optrad tegen het in wezen illegale gebruik van de oliemolen.

De onderneming van Hommes was kennelijk niet succesvol want in 1848 wordt zijn inboedel geveild en het onroerend goed verkocht aan een zekere Rooseboom. Opmerkelijk is dat bij de veiling de olievaten in de molen niet geveild mochten worden, maar bij het onroerend goed meeverkocht werden. De oliemolen heeft daarna nog een paar jaar gedraaid, maar in 1850 werd met de productie gestopt. Dat zal mede gelegen hebben aan het feit dat er geen gezuiverde lampolie werd geproduceerd, de zogeheten “patentolie”, iets wat de concurrenten wel deden. Voor de noodzakelijke investering zal ook het geld ontbroken hebben. Omdat in die tijd zowel petroleum als ook gas als lichtbron verschenen was investeren niet meer zinvol.

Verbouw tot villa ”Solitude”
In 1872 verkoopt Rooseboom “huis, tuin en rosoliemolen” aan de uit Amsterdam afkomstige koopman B.J. Hartsinck. De oliemolen en het (dubbele pand) aan de Grotestraat waren door Roseboom tot één pand verenigd. In 1875 wordt de oliemolen kadastraal (administratief) weer losgemaakt. In 1875 gaat Hartsinck er toe over ook de fysieke scheiding weer aan te brengen en komt de oliemolen,  
door het slopen van de verbinding, niet alleen kadastraal weer los te staan. In hetzelfde jaar wordt de oliemolen verbouwd tot villa; er wordt een verdieping opgezet en de indeling wordt gewijzigd. In het kadaster is nu sprake van twee huizen met een hof, terwijl de oliemolen niet meer wordt genoemd.

De verbouwing is “op een koopje” gedaan, en dat is goed te zien aan het huidige pand. Met name aan de twee verschillende afmetingen balkankers die, net als de vensters en de voordeur, a-symmetrisch  geplaatst zijn. Nadat Hartsinck overleden was, bleef zijn weduwe er wonen. Het zal toen geweest zijn dat zij de villa de naam “Solitude” (“Eenzaamheid”) heeft gegeven.

Nadien zijn er diverse andere gebruikers van het pand. Rond 1985 staat het pand op de nominatie om gesloopt  te worden. In 1987 wordt het een gemeentelijk monument.  

Getoonde foto
GA27222 

 
Rubriek:Infrastructuur en woningbouw
Trefwoorden:Villa's
 
Gerelateerde verhalen
Hervormde pastorie

Geschreven door Jan Kijlstra op 2013


Locatie op kaart