Drie generaties Kerkhof als koster-schoolmeester

Drie generaties Kerkhof als koster-schoolmeester

 
Locatie:Ede
Periode:1709-1805

“Alzo de Custos Bernhardus Kerkhof heeft geremonstreert hoe dat het nieuwe geluij nu zwaarder zijnde als voorhene, en met alle de 3 klokken de doden overluijd wordende, hij custos tot hetzelve geluij nu 4 mannen meer nodig hadde als voordezen; en aldus meerdere onkosten moeste doen als ooit gedaan hadde; ende ondertusschen niet meer als een schepel rogge, gelijk van ouds, voor het luijden, en begraafregt genoot, van het welke als die onkosten, opgemeld overluijden, en begraven vallende, zouden betaald worden, hem custos zeer weijnig daarvan zoude overblijven, ende hij alzo in zijne inkomsten merkelijk schade lijden; verzoekende derhalven dat hem Custos in deze nieuwe last enige ondersteuning mogt worden gedaan, ende hij schadeloos worden gesteld”.

Bernardus Kerkhof
Met deze lange zin wordt in de notulen van de kerkmeester op 23 november 1739 melding gemaakt van een klacht van koster Kerkhof over een daling in zijn inkomsten.

Koster Bernardus Kerkhof is dan al dertig jaar in functie als koster-schoolmeester. In 1709 overlijdt Hermannus Holtrop die deze functie vanaf 1677 vervuld heeft. Volgens de Geschiedenis van Ede is Holtrop waarschijnlijk de laatste jaren bijgestaan door zijn in Ede woonachtige neef Bernardus Kerkhof. Het is dan ook niet zo vreemd dat deze Bernardus de opvolger wordt van de overleden schoolmeester. Bernardus is echter nog jong en “om wijze en voorzichtige redenen” heeft de benoeming een voorlopig karakter van twee jaar om “intusschen goed te letten op waarneming van den dienst en op levenswandel, om daarna vast te beroepen”. De tijdelijkheid duurt echter acht jaar, tot in 1717 Bernardus op eigen verzoek een vaste aanstelling krijgt.

Tegenwoordig is het kosterschap van een kerk meestal een bijbaan en komt het nog maar weinig voor dat iemand koster van beroep is. In vroeger tijd was dat heel anders. De koster (custos) is naast de dominee de belangrijkste dienaar der kerk. Hij is niet alleen verantwoordelijk voor het ordelijk verloop van kerkdiensten en het onderhoud van het kerkgebouw, maar vervult als voorlezer / voorzanger ook een rol in de kerkdienst zelf. Tevens heeft hij administratieve taken. Vaak berusten onder zijn beheer de doop-, trouw- en begraafboeken, waarin hij op last van de predikant aantekening maakt van deze zaken. In Ede is dit niet altijd het geval, maar worden deze inschrijvingen soms door de predikant zelf verzorgd. 

Zoals uit bovenstaand citaat blijkt is de koster tevens doodgraver (begrafenisondernemer). Zijn klacht (“remonstrantie”) over het luiden van de klokken bij een begrafenis, ontstaat doordat in 1734 een nieuwe zware klok in de toren is gehangen, die met een onderdiameter van 128 cm bijna twee keer zo groot en drie keer zo zwaar is als de twee kleine klokken. Men heeft begrip voor zijn klacht en besluit dat “voortaan in ’t overluijden van doden maar 2 klokken zullen worden gebruikt als voorheen, ende de grootste niet mogen getrokken worden”. Wil iemand dat er toch met drie klokken geluid wordt, zal deze zelf voor mankracht moeten zorgen of extra moeten betalen.

Hoewel koster Bernardus uit vele werkzaamheden inkomsten verwerft, is het toch geen vetpot. Zijn vrouw Niesje Collaarts probeert het gezinsinkomen te verhogen door in het naast de kerk staande kostershuis een winkeltje te exploiteren. Om dit mogelijk te maken krijgt Kerkhof zelfs 6 gulden uitgekeerd om een kleine verbouwing te realiseren.

Een eeuw lang meester Kerkhof
Tussen 1715 (dan begint het doopboek van Ede) en 1730 worden in het gezin Kerkhof tien kinderen geboren. Vijf keer krijgt een kind de naam Everhardus; vier van deze kinderen zijn dus kort na de geboorte overleden en door vader “onder de arm” ten grave gedragen. Ook de eerste Jakobus overlijdt voor zijn tiende jaar, aangezien dan opnieuw een kind de naam Jacobus krijgt. Hoe het de enige dochter Jacoba vergaat is niet bekend, maar van de zonen Everhardus, Hermanus, Jan Willem en Jacobus hebben de laatste twee hun vader opgevolgd.

Jan Willem Kerkhof (op 20 mei 1725 door ds. Van Irhoven gedoopt) volgt in 1750 zijn vader wegens “aanhoudende zwakheid” op – eerst als ‘substituut’, daarna zelfstandig. 
In 1771 wordt Jan Willem opgevolgd door zijn broer Jacobus, die tot 1805 als koster-schoolmeester dienst doet. Vanaf 1709 tot 1805, bijna een eeuw lang, is de Edese dorpsjeugd dus door een meester Kerkhof “in lezen, schrijven, rekenen, goede zeden, eerste beginselen van den godsdienst en wat dagelijksche schooloefeningen meer moge wezen … neerstig” onderwezen.

Meer dan schoolmeester
Vrijwel nooit werd iemand in die tijd alleen als koster benoemd, maar diende hij ook de functie van schoolmeester te vervullen. “De school is de dochter der kerk” schrijft de Geschiedenis van Ede

“Ten platte lande en ook te Ede was de schoolmeester tevens koster, voorzanger, doodgraver, klokluider; hij las de bekendmakingen en vonnissen voor op ’t kerkhof; hij was de schrijver voor Buurtvergaderingen en voor ’t Boschbestuur, hij schreef vaak de rekeningen van arm-, kerk- en buurtmeesters in ’t net. Hij schreef en las bij verpachtingen en verkoopingen enz. de voorwaarden voor pacht of koop of aanbesteding. In één woord, hij was de man, die als meer geletterd dan de menigte, bij heel veel gelegenheden geroepen werd om bijstand te verlenen”.

Dat in de combinatie koster-schoolmeester soms te veel wordt gevraagd blijkt wel. Bernardus Kerkhof voldoet prima als koster en in al zijn kerkelijke taken, maar als schoolmeester heeft hij de naam weinig gezag over de kinderen te hebben. Mede om deze reden bestaan er in Ede twee zogenaamde bijscholen. Op verzoek van Kerkhof (door de bijscholen waren zijn inkomsten lager) wordt de ene gesloten omdat de schoolhouder geen lidmaat van de kerk is, maar de school van juffrrouw Derkje blijft bestaan. De klachten over meester Kerkhof blijven echter aanhouden. In de vergadering van de kerkenraad van november 1739 wordt zelfs gezegd “dat zommige der gemeente het best oordeelden den Custos maar weg te smijten”. Ontslag volgt echter nog niet hoewel “zijn bequaamheden gering zijn”. Op verzoek van de kerkenraad onderhoudt de Heer van Kernhem, Graaf van Wassenaer, Kerkhof hierover. Onder druk van ouders wordt de gesloten bijschool weer geopend en om inkomenstechnische redenen wordt de vrouw van Bernardus geadviseerd eveneens een kinderschooltje te starten. 

Inmiddels (1750) heeft zoon Jan Willem de opleiding tot schoolmeester doorlopen en wil hij de school van zijn vader overnemen. Dit wordt goedgekeurd en de benoeming krijgt opnieuw een tijdelijk karakter. In 1755 blijkt dat Jan Willem niet is geëxamineerd en evenmin de formulieren van Eenigheid (belijdenisgeschriften) heeft ondertekend. Dominee Van der Nieburg (in 1762 wegens alcoholmisbruik uit het ambt gezet) neemt dit op zich en in bijzijn van de voltallige kerkenraad wordt Jan Willem “geëxamineerd in de voornaamste leerstukken van den hervormden godsdienst en door de vergadering eenparig bekwaam geoordeeld voor zijn bedieningen om de jeugd in de eerste beginselen van de waarheid te onderwijzen”. Met een bewijs van deze beslissing en het besluit de jonge meester Kerkhof vast te benoemen als koster-schoolmeester meldt Jan Willem zich bij ds. Vitringa in Arnhem (deputaat van de Classis) om daar de formulieren van Eenigheid te ondertekenen.

Naast zijn werkzaamheden als koster-schoolmeester heeft Jan Willem Kerkhof samen met zijn vrouw Celia Brouwer een winkel en is hij – evenals zijn vader – buurtschrijver voor de buurt Ede-Veldhuizen. Omdat hij een goede schoolmeester is, neemt het aantal leerlingen en dus de inkomsten, zodanig toe dat er een ondermeester wordt aangetrokken. 

In 1771 verzoekt Jan Willem om ontheffing van een deel van zijn werkzaamheden en beveelt hij zijn vijf jaar jongere broer Jacobus, die bakker in Arnhem is, aan. Na een lidmatenvergadering in de kerk (door klokgelui daartoe opgeroepen) en lange beraadslagingen wordt Jacobus Kerkhof tot adjunct koster-schoolmeester benoemd. Dit adjunctschap zal op enig moment omgezet zijn in een volwaardige benoeming, want deze derde Kerkhof is bijna 35 jaar lang werkzaam in deze functie.

Getoonde foto
GA23856

 
Rubriek:Godsdienst en levensbeschouwing
Trefwoorden:Ede, Geschiedenis, Kerkelijke gemeenten, Kerken, Onderwijs
 
Gebruikte bronnen
Archief Nederlands Hervormde Gemeente Edehttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB31482972
Boek: "Let op hun wegen" door A.G. van Bruggenhttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB25183198
Boek: Kudde in veelvoud - kleine kerkgeschiedenis van Ede door dr J.H. van de Bankhttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB116160
Geschiedenis van Ede - deel 1https://hdl.handle.net/21.12142/GEB112997
 
Gerelateerde verhalen
Oude Kerk Ede

Geschreven door Gerard van Bruggen op 2010


Locatie op kaart