De Heetmolen

De Heetmolen

 
Locatie:Wekerom, Otterloseweg
Periode:1859-1965

Op 2 mei 1859 dient molenaar W. Kok een verzoek in bij B&W van de gemeente Ede om een windkorenmolen te mogen bouwen aan de tegenwoordige Otterloseweg te Wekerom op een stuk heide kadastraal bekend onder nummer E 749 . De omringende buren hebben geen bezwaar tegen de bouw van een nieuwe molen in hun omgeving en na 17 dagen, op 19 mei 1859 wordt de vergunning verleend en kan de bouw beginnen. 

Er verrijst een achtkante grondzeiler met een vlucht van ongeveer 22 meter, uitgerust met 2 koppel stenen. De molen wordt opgedekt met heide. Deze bedekking is goedkoper dan riet. Heide is immers volop voorhanden en de molen staat er middenin. Daarom krijgt de molen de naam “Heetmolen”. (Heet is dialect voor heide). Heide wordt in deze streken wel vaker toegepast als dakbedekking. 

Al vrij snel, in 1866, zet molenaar Kok zijn molen met een huis en 3 hectare grond te koop voor 3.700 gulden. In 1870 wordt de Heetmolen echter verkocht voor 2800 gulden aan de heer G. van Beek, molenaar en boer. Van Beek blijft molenaar tot ongeveer 1910. Hij laat in 1878 pal tegenover de Heetmolen een boerderij bouwen. Zijn 5 zonen, ook wel de Meulejongens genoemd, werken in het molenaarsbedrijf en op de boerderij. 

Na de eeuwwisseling beleeft de molen zijn glorietijd. In 1914 richten een aantal boeren de Coöperatieve Aankoopvereniging Harskamp op. Deze vereniging bestaat nu nog steeds. Aanvankelijk is deze coöperatie een soort inkoopvereniging, maar de leden hebben ook behoefte aan maalcapaciteit. Voor het malen van rogge en boekweit huurt men de gebroeders Van Beek in met hun Heetmolen. Al het graan voor de coöperatie wordt door de Heetmolen gemalen en opgeslagen en vervoerd door de gebroeders Van Beek. Dit vervoer van en naar de molen verzorgen de Meulejongens met hun “meulekar”. Een paardenkar met 2 reusachtige wielen waarmee men in de herfst en in de winter nog redelijk over de slechte zandwegen kan rijden. De overeenkomst tussen de coöperatie en de molenaars gaat in op 2 juni 1915. Maar in het voorjaar van 1919 hebben deze werkzaamheden een zodanig grote vlucht genomen, dat de gebroeders van Beek het niet meer aankunnen en te kennen geven er mee te willen stoppen. 

Voor de coöperatie is dit de aanleiding om een eigen maalderij te bouwen en dit vindt plaats in 1920. De nieuwe maalderij komt aan de hoek Edeseweg/Lage Valkseweg. De gebroeders Van Beek houden zich nu meer bezig met het boerenbedrijf en de molen wordt met een stukje grond (zonder huis) verkocht aan G. Kamphuis. Op de omliggende grond bouwt Kamphuis een houten woonhuis en achter de molen komt een kleine opslagruimte. 

Met behulp van de kracht van een oude Deutz scheepsmotor wil Kamphuis de concurrentie van de coöperatie beter het hoofd kunnen bieden. Hij plaatst de motor in een klein uitbouwtje aan de molen en bij windstilte drijft de Deutz motor het spoorwiel aan. Voor de molen is dit een hele vooruitgang, maar de heer Kamphuis is nog niet tevreden. 

Begin 1929 verkoopt Kamphuis de molen en vertrekt naar Voorthuizen. Daar wordt hij weer molenaar. De Heetmolen wordt in september 1929 verkocht aan de heren W. van Zetten en A. Pieters uit Ede. Deze heren zijn zelf geen molenaar. Zij hebben de molen gekocht als een soort geldbelegging. Het huis wordt tijdelijk gehuurd door Pieters. 

In 1930 wordt de molen opgeknapt en van rietbedekking voorzien. W. v.d. Steeg woont ook nog even in het huis.

Omdat er nu geen molenaar meer is, blijft de Heetmolen stilstaan tot het najaar van 1932. Dan wordt de molen verhuurd aan de gebroeders Verboom uit De Meern bij Utrecht. Men vervangt een roede en maakt zodoende de molen weer maalvaardig. Maar omdat er nu in de crisisjaren veel te weinig werk is, houden de heren Verboom het snel voor gezien en vertrekken weer. 

De Heetmolen staat voor de zoveelste keer stil en de heer van Zetten is intussen alleen eigenaar van de molen geworden. Hij wordt nu zelf molenaar en probeert met behulp van een knecht, J.D. Waaijenberg uit Wekerom, de molen nieuw leven in te blazen. De Heetmolen heeft in deze periode een half jaar twee molenaren die eigenlijk helemaal geen molenaar zijn. Rond 1936 vervangt Van Zetten nog een roede en zo draait de molen door tot het najaar van 1937. 

In dat najaar van 1937 verkoopt Van Zetten de molen aan Jan Schut uit Leusden. Jan Schut is een molenaar. Hij heeft gewerkt op de Zandbrinker molen bij Leusden. Jan Schut is niet getrouwd en gaat in de kost bij zijn buurman. In 1938 trouwt Jan Schut met Aaltje Windhouwer. Hij vestigt zich met zijn vrouw in het molenaarshuis van de Heetmolen. Het meel brengt hij rond op een transportfiets en later met een vrachtwagentje. Het Oudhollands gevlucht van de molen voorziet hij van blikken platen om de voorzoom en achter de roede langs waardoor een soort stroomlijn ontstaat (verdekkering). Bij dit karwei wordt hij gehopen door molenaars uit de omgeving, onder andere door Ceel Roelofsen, molenaar van de Doesburger molen.

De oorlogsjaren worden goed doorstaan door de Heetmolen en ook de zaken blijven aardig goed gaan. Menig mud graan wordt er clandestien gemalen. 

Na de oorlog raakt de molen echter in verval en is toe aan een grote opknapbeurt. Herstel blijft echter uit en de motor neemt het malen geleidelijk van de molen over. Schut bouwt naast de molenromp een nieuwe maalderij met moderne machines; met een koppel stenen op een maalstoel en een mengmachine. De scheepsmotor is inmiddels vervangen door een dieselmotor, verantwoordelijk voor de aandrijving van dit alles. De Heetmolen zelf raakt buiten gebruik en in 1953 heeft dit de onttakeling van de molen tot gevolg. Molenaar Schut gebruikt de Heetmolen beneden alleen nog maar voor opslag en omdat de zaken zich uitbreiden schaft hij een vrachtwagen aan. 

Omstreeks 1957 neemt Schut voor een paar dagen per week E. v.d. Berg als knecht in dienst. Na enige tijd neemt hij nog iemand in dienst; de heer Jac.Van Beek. Dit is de derde generatie Van Beek die op de molen werkt. Van Beek is echter alleen ’s middags molenaar, want ’s morgens heeft hij een baan als melkboer. Als v.d. Berg na ongeveer 6 jaar de molen verlaat komt de heer Van Beek voor de hele week in dienst. 

Met de Heetmolen gaat het intussen niet zo best. Zij is aan een grote opknapbeurt toe, iets waar Schut geen geld voor heeft. Hij vindt het niet acceptabel om geld uit te geven aan een molen die verouderd is. Schut vraagt en krijgt vergunning om de Heetmolen te mogen onttakelen (= de wieken verwijderen). In 1965 is de opslagcapaciteit van de Heetmolen te klein geworden. Schut krijgt op 18 augustus 1965 vergunning om De Heetmolen te slopen. De molenromp (“Peperbus”) wordt afgebroken en vervangen door een nieuwe aanbouw aan de maalderij. Als in het begin van de jaren zeventig de dieselmotor is versleten wordt deze samen met het maalkoppel verwijderd en vervangen door een elektrisch aangedreven hamermolen. De heer Schut gaat met pensioen en verhuurt zijn bedrijf aan Jac.Van Beek.

De Heetmolen in Wekerom bestaat niet meer, want deze is in 1965 gesloopt. Het hout van de molenromp is door de buurman in de kachel opgestookt. Het in 1953 verwijderde gevlucht bestaat nog wel. Dat zit in molen De Hoop te Rha. Deze molen De Hoop is een in 1879 gebouwde windmolen, die staat aan de Rhabergseweg in Rha, gemeente Bronckhorst.

Eigenaren
van 1859 – 1866 W. Kok
van 1870 – 1920 G. van Beek
van 1920 – 1929 G. Kamphuis
van 1929 – 1932 W. van Zetten en A. Pieters
van 1932 – 1937 W. van Zetten
van 1937 – 1965 J. Schut

Getoonde foto
GA14803

 
Rubriek:Infrastructuur en woningbouw
Trefwoorden:Molens
 
Gebruikte bronnen
Wekerom in kort bestek : uitgave van de Belangenvereniging "Wekerom" ter gelegenheid van haar zestig jarig bestaan 1 juni 1988https://hdl.handle.net/21.12142/GEB25162497
De Zandloper : kwartaalblad van de Vereniging Oud Ede 1990https://hdl.handle.net/21.12142/GEB25154066
 
Gerelateerde verhalen
Wekerom
Doesburgermolen
Concordiamolen
Keetmolen plus molenaarswoning
Molen De Hoop
Lana Mariana, de Harskampse molen
Walderveense Molen

Geschreven door Nelleke Roelofs


Locatie op kaart