Burggraaf, Reinier

Burggraaf, Reinier

 
Locatie:Gemeente Ede
Periode:1778-1858

Op 3 september 1806 ontvangt de Nederduits Hervormde kerk van Ede de attestatie van Reinier Burggraaff. Dit bewijs van lidmaatschap is op 10 juli dat jaar afgegeven door de Hervormde gemeente van Enkhuizen. Reinier Burggraaff is dan 28 jaar oud, arts van beroep (“genees- heel- en verloskundige” volgens het gereconstrueerd bevolkingsregister van Ede) en zal een belangrijke rol in de Edese geschiedenis gaan spelen.

Afkomst en huwelijk
Reinier wordt op 18 juli 1778 geboren in Enkuizen als zoon van Anthony Burggraaff en Maria Catharina van Goor. Hoewel hij op 3 juni 1806 in Arnhem met de aldaar geboren Reiniera (Rijniera) Goedhart trouwt, heeft hij daar niet of nauwelijks gewoond. De hiervoor genoemde attestatie komt namelijk uit Enkhuizen waar hij geloofsbelijdenis heeft afgelegd. In Arnhem is hij dus nooit ingeschreven geweest. Wel komt de attestatie van Reiniera uit Arnhem, namelijk op 3 december 1806. Waarschijnlijk heeft het jonge stel zich direct na hun huwelijk in Ede gevestigd - in het niet meer bestaande huis hoek Grotestraat/Bergstraat (huis van dokter Weijer) - en pas enkele maanden later hun kerkelijke attestatie ingeleverd.

Uit het huwelijk van Reinier en Reiniera worden zeven kinderen geboren; de enige zoon van dit zevental overlijdt kort na de geboorte.

Ambts- en armendokter
Burggraaff komt naar Ede omdat hij benoemd wordt als ambtsdokter tegen een honorarium van ƒ130,- (in 1809 verhoogd tot ƒ205,- omdat Burggraaff anders een beter betaalde betrekking zou aannemen). De term ambtsdokter geeft aan dat hij in dienst is van en betaald wordt door het ambt Ede. Direct bij zijn komst in Ede wordt dokter Burggraaff echter door de diaconie van de Hervormde Kerk ook aangesteld als armendokter.

In 1815 is de financiële situatie van Ede zo slecht dat de functie van ambtsdokter moet vervallen. In 1814 heeft Ede als aandeel in het totale honorarium nog ƒ79,11 betaald (de andere inmiddels zelfstandige dorpen – zie verder – betaalden eveneens een deel). Op de rekening over 1815 komt deze post niet meer voor. Hoe de medische verzorging verder geregeld is is niet duidelijk, maar in 1820 wordt de ambtsdokter weer in functie gesteld.

Politieke rol
De eerste keer dat Reinier Burggraaff een rol in de plaatselijke politiek vervult is in 1811, als op last van Napoleon het ambt Ede gesplitst moet worden in de vier mairieën (gemeenten) Ede, Bennekom, Lunteren en Otterlo. Samen met Henricus Prins en J.J. Kleinhoonte vormt hij de commissie die deze splitsing voor Ede moet voorbereiden. De maire van groot-Ede Charles Bavius de Vries blijft dit ook van klein-Ede, tot hij samen met zijn adjunct Kleinhoonte in 1814 wordt afgezet. Burggraaff speelt dan inmiddels al zo’n grote rol dat hij de functie van burgemeester krijgt toebedeeld (de Franse tijd is sinds enkele maanden voorbij en daarmee is de maire verdwenen). Vaak komt hij ook nog voor onder de titel schout, maar in wezen is Burggraaf de tweede burgemeester van Ede, aangezien deze titel per decreet van 21 december 1813 is ingevoerd. Zelf ondertekent Burggraaff ook steevast met “R.Burggraaff, burgem.”.

Als op 1 januari 1818 de vier dorpen weer worden samengevoegd tot de gemeente Ede, worden de vier burgemeester ontslagen en opgevolgd door één burgemeester, namelijk de 28-jarige notaris Everhard Dirk van Meurs. (Slechts vier jaar is Van Meurs schout/burgemeester; in 1822 overlijdt hij - nog maar 32 jaar oud.)

In de nieuwe gemeentelijke constellatie wordt Reinier Burggraaf benoemd tot secretaris, tegen een jaarinkomen van 500 gulden. Omdat dit inkomen voor de dokter en zijn grote gezin niet toereikend is, neemt hij in 1820 de medische praktijk weer op zich. Hij wordt opnieuw benoemd tot “Ambtsheel-, genees- en vroedmeester met apotheek”. Omdat zijn secretariswerk hiermee wel eens in de knel zou kunnen raken wordt een deel van zijn secretaris-salaris (ƒ125,-) bestemd voor een adjunct-secretaris.

Op den duur is de combinatie secretaris-arts onhoudbaar. Uiteraard zullen de toenemende werkzaamheden hier mee te maken hebben. Er blijken hiaten in het secretariswerk te vallen. Een poging om een tweede dokter in Ede te krijgen wordt aanvankelijk door Burggraaff, die bang is voor vermindering van zijn inkomsten, gedwarsboomd. In 1850 barst de bom en worden de door Burggraaff gemaakte notulen van de gemeenteraadsvergadering niet goedgekeurd: “zij bevatten zoovele onjuistheden dat het onmogelijk is ze geheel van erreurs te zuiveren”. Er moeten nieuwe notulen komen, maar de verhouding tussen raad en secretaris is slecht. Gedeputeerde Staten weigert  mee te werken aan ontslag, tenzij de gemeenteraad met Burggraaff tot overeenstemming komt dat hij zelf ontslag aanvraagt. Dit gebeurt en op 12 december 1850 neemt Burggraaff afscheid: “Niet zonder weemoedig gevoel trede ik, na een tijdvak van 36 jaren (…) tot het ambtelooze leven terug. Veel genoegen en smartelijke teleurstellingen heb ik in dien tijd ondervonden, doch steeds bedacht de spreuk van den Zaligmaker: Wat gij wilt, dat de menschen u zullen doen, doe hun ook alzoo. Ik smaak de zalige troost, dat ik mij nooit heb laten vervoeren om met voorbedachten rade mijn medenatuurgenooten te benadeelen of te bedroeven”.

De verstandhouding tussen Burggraaff en de raad schijnt wel weer beter geworden te zijn. Nadat de oud-secreatris zich bij de heren raadsleden aanbeveelt als arts, beloven ze elkaar voortdurende vriendschap. Als nieuwe secretaris treedt de jonge Theodorus Prins aan, die een jaar later zijn vader als burgemeester zal opvolgen.

Laatste jaren
De inmiddels tweeënzeventig jarige Burggraaff kan zich weer volledig wijden aan zijn patienten. Financieel scheelt het hem slechts ƒ50,- per jaar, want in plaats van het secretarisinkomen van ƒ275,- krijgt hij een jaarlijks pensioen van ƒ225,-.

In 1853 heeft men nog even overwogen dit pensioen in te trekken of te verlagen. De gemeenteraad discussieert namelijk over het afschaffen van de kermissen, maar dokter Burggraaff is tegen afschaffing en neemt zelfs een vijandige houding aan tegen het gemeentebestuur. Het loopt echter met een sisser af: Burggraaf krijgt een waarschuwing en mag zijn pensioen houden. Nog vijf jaar heeft hij hiervan genoten.

Inmiddels is het in het grote doktershuis een stuk stiller geworden; in 1852 is mevrouw Burggraaff-Goedhart overleden en in 1854 overlijden twee dochters, nadat ook in 1844 al een dochter was overleden. Op 29 december 1858 overlijdt ook dokter Reinier Burggraaff, ruim tachtig jaar oud.

Getoonde foto
GA28878

 
Rubriek:Openbaar bestuur, Familie en personen
Trefwoorden:Burgemeesters, Artsen
 
Gebruikte bronnen
Geschiedenis van Ede : Deel 2: Het ambt en de gemeente Edehttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB25184910
Geschiedenis van Ede : Deel 1: Het Kerspel Edehttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB25184936
115 Nederlandse Hervormde Gemeente te Ede , 1569-1992https://hdl.handle.net/21.12142/GEB31482972
 
Gerelateerde verhalen
Schouten, maires en burgemeesters van Ede

Geschreven door Gerard van Bruggen op 2010