Wilhelmus van Irhoven, predikant

Wilhelmus van Irhoven, predikant

 
Locatie:Ede
Periode:1696-1760

Van de drie predikanten die in Ede vernoemd zijn in een straatnaam, is dominee Van Irhoven de ‘oudste’, dat wil zeggen degene voor wie we het verst terug moeten in de geschiedenis. Van Irhoven diende Ede in de eerste helft van de achttiende eeuw (1722-1737), een periode waarin Nederland in relatieve politieke rust verkeerde. Na twee predikanten die slechts kort in Ede verbleven (ds. Ter Bruggen vier jaar en ds. Van Velzen drie jaar), brengt Van Irhoven met zijn vijftienjarig verblijf rust op het kerkelijk erf.

Afkomst
De familie Van Irhoven heeft zijn wortels in het ten oosten van Winschoten in Oost-Friesland liggende dorp Ihrhove. Een voorvader van dominee Wilhelmus van Irhoven heeft als huurling in het leger van prins Frederik Hendrik deelgenomen aan het beleg van ’s Hertogenbosch (1629) en is als protestant na de overgave van Den Bosch hier gebleven en getrouwd.

Wilhelmus (Willem) wordt, na een eerdere zoon met die naam, geboren in het Brabantse Kessel, waar zijn vader Pieter onderwijzer is. In 1708 verhuist het gezin (4 kinderen) terug naar ’s Hertogenbosch, om in de schaduw van de dan protestante St.Jan een huis te betrekken. Willem volgt hier de Latijnsche school waar hij “door zyne vlyt en kundigheid zo verre boven zyne meeste schoolmakkeren uitmuntede, dat hij nooit van een lager tot een hoger School zonder prys opklom”, aldus professor Burman in de later gehouden lijkrede over Van Irhoven.

Op 15 september 1717 wordt Wilhelmus van Irhoven ingeschreven in het studentenregister van de Universiteit in Leiden. Hier studeert hij Oosterse talen, scheikunde en filosofie en promoveert hij in 1721 tot doctor in de wijsbegeerte en meester in de vrije kunsten. Pas hierna begint Van Irhoven aan de theologiestudie, “de Vorstinne aller Wetenschappen”, welke studie hij al een jaar later kan afronden “met behaalde lof en eerekrans”.

Predikant in Ede
Na het vertrek van dominee Van Velzen, die als predikant naar Groningen vertrekt, waar hij later hoogleraar wordt, besluit de kerkenraad van Ede na een selectieperiode op 22 oktober 1722 met algemene stemmen een beroep uit te brengen op Wilhelmus van Irhoven. Deze jonge vrijgezelle dominee neemt het beroep aan en wordt op 27 december door zijn Bennekomse collega Timmer bevestigd met de woorden ”Maar de Heere zeide tot mij: Zeg niet: Ik ben jong …”.

Van Irhoven trekt in de pastorie (het huidige Paludana aan de Molenstraat) en krijgt een inkomen van 550 gulden per jaar. De jonge predikant is zowel voorzitter als scriba (secretaris) van de kerkenraad en uit het nieuw aangelegde notulenboek rijst het beeld op van “een sterk karakter, een krachtige persoonlijkheid”, aldus de Geschiedenis van Ede. De kracht van Van Irhoven blijkt uit zijn behandeling van enkele conflicten die in zijn tijd spelen. Zo is er de beroepingskwestie, een al jaren slepend conflict over bevoegdheden bij het beroepen van predikanten tuusen de Edese kerkeraad en de Classis (het hogere bestuur). Dominee Van Irhoven is goed op de hoogte van de gang van zaken bij eerdere predikantswisselingen en verdedigt het Edse standpunt met verve. Hij verdedigt de stelling dat de Classis alleen rechten heeft in plattelandsgemeenten zonder kerkeraad. Het duurt tot 1725 voordat vastgelegd wordt dat Ede zelfstandig recht heeft op “vrijheid van losmaking en beroeping”. Ook de rechtzinnigheid van Van Irhoven komt in Ede duidelijk tot uiting. Hoewel er over zijn preken weinig bekend is, laat zijn visie op de levenswandel van de gemeente aan duidelijkheid niets te wensen over. Fel ageert Van Irhoven tegen het verschijnsel van de ongehuwde moeder. Hij wil ‘onechte’ kinderen (geboren buiten een echtverbintenis) alleen dopen als deze door de moeder zelf ten doop worden gehouden en deze moeder “door openbare bestraffing tot boetvaardigheid en bekeering werd aangemaand”. Eveneens wordt besloten dat deze kinderen en ook de moeders die deze “gruwelzonde” hebben begaan, nooit ten laste van de Diaconie mogen komen. Ook op andere gebieden treedt de dominee streng op. Na een uit de hand gelopen nieuwjaarsfeest in De Posthoorn dreigt Van Irhoven met censuur (uitsluiting van het Heilig Avondmaal), hetgeen als een zware straf geldt. De jonge dominee treedt dus daadkrachtig op, maar  in vergelijking met wereldlijke straffen is er misschien toch sprake van milde wijsheid. In Van Irhovens tijd zijn immers straffen als brandmerking, verbanning, opsluiting, lijfstraffen en dood door ophanging normale zaken. Eveneens een zaak waarin Van Irhoven daadkrachtig optreedt - maar het onderspit delft - is de zogenaamde kerkbank twist: een competentiestrijd tussen de dominee en de schout, tussen kerk en overheid. Het gaat om vaste plaatsen in de kerk en als de ‘domineesbank’ moet worden uitgebreid gaat dit volgens schout Hendrik Otters (die nooit in de kerk komt) ten koste van de ‘Ottersbank’. Enkele keren worden stoelen geplaatst en weer weggehaald, vastgezet en weer losgemaakt, totdat Otters in bijzijn van Van Irhoven de familiebank verplaatst (waardoor er geen extra ruimte meer is voor het domineesgezin) en deze aan een in de grond geslagen paal laat verankeren. De dominee verlaat wijselijk de kerk en zwijgt verder.

Huwelijk en gezin
In het naburige Barneveld is in 1701 Hermanus Altius als dominee gekomen. Ongetwijfeld zullen de predikanten Altius en Van Irhoven elkaar regelmatig ontmoet hebben en door deze contacten heeft Willem van Irhoven zijn eerste vrouw ontmoet. In 1725 trouwt hij met Catharina Altius, de enige dochter van zijn collega. In Ede worden uit dit huwelijk vijf kinderen - een jongen en vier meisjes – geboren. In Utrecht volgt in 1738 nog een meisje, dat slechts twee dagen oud wordt. Eén van de dochters trouwt met de predikant Johannes Leeman, en een zoon uit dit huwelijk is in 1790 een opvolger van zijn grootvader als predikant in Ede: Johannes Wilhelmus van Irhoven Leeman.

Studie en hoogleraarschap
Ondanks de werkzaamheden en het groeiend gezin vindt Van Irhoven tijd voor studie. Jaarlijks maakt hij een reis naar Leiden om een bezoek te brengen aan de Universiteitsbibliotheek. Telkens keert hij terug naar Ede, zijn Patmos, met een groot aantal boeken ter uitbreiding van zijn eigen bibliotheek. De kennis die hij verwerft, verwerkt hij in een groot aantal publicaties in het Latijn. Slechts één Nederlandstalig werk verschijnt van hem: Gronden van het verzekerd Christendom. Hierbij gaat het om een bundeling van in Ede gehouden lezingen in de vorm van Vraag en Antwoord. Door deze publicaties raakt de geleerdheid van Wilhelmus van Irhoven breder bekend en in 1737 wordt hij verzocht Hiëronymus van Alphen als hoogleraar in Utrecht op te volgen. Van Irhoven neemt deze uitdaging aan en vertrekt naar Utrecht, waar de theologische faculteit gekenmerkt wordt door orthodoxie. Omdat Van Irhoven gepromoveerd is in de wijsbegeerte, volgt een pro forma promotie tot doctor in de theologie. Uit zijn geschriften blijkt hij op vele terreinen voldoende ontwikkeling te hebben. Op 16 september 1737 houdt de nieuwe hoogleraar in het Latijn zijn inaugurele rede. In 1744 laat Van Irhoven, zoals de gewoonte is, zijn portret maken en dit siert nog steeds de senaatszaal aan het Domplein in Utrecht. Wat inkomen betreft gaat Van Irhoven er aanzienlijk op vooruit: met bij zijn aantreden 1600 gulden per jaar en enkele toelagen verdient hij direkt al ruim drie keer zoveel als in Ede. In Utrecht komt Van Irhoven bekend te staan als “een gematigd man, die overigens goed orthodox was, maar altijd de vrede wist te bewaren. Ook Burman omschrijft in zijn Lijkrede Van Irhoven als een zeer geleerd en minzaam mens: “In daglykzen omgang met zyne vrienden vertoonde hy zich als een vriendelyken, ongeveinsden, beleefden en getrouwen metgezel, voerende met zich om een gemoed gansch afkeerig van alle twist, en eeniglyk en ganschelyk tot eensgezindheid genegen”.

Levenseinde
Twee jaar na de verhuizing naar Utrecht overlijdt op 11 augustus 1739 mevrouw Van Irhoven-Altius. Hoewel dit overlijden in Den Haag plaatsvindt, wordt zij begraven in de Utrechtse Jacobikerk. Zeven jaar later, in 1746, hertrouwt Van Irhoven in Amsterdam met de weduwe Debora Scheerings. Drieentwintig jaar heeft professor Van Irhoven zijn werk aan de Universiteit mogen doen. Tot twee maal toe (1738 en 1754) was hij rector magnificus van de Academie. In 1740 wordt zijn leeropdracht uitgebreid met kerkgeschiedenis, hetgeen hem brengt tot een publicatie over de Synode van Dordrecht in 1618/19. In plaats van preken geeft hij colleges en volgens Burman is studeren bij Van Irhoven een voorrecht. Veelvuldig wordt zijn raad gevraagd in kerkelijke geschillen, maar ook bij ethische kwesties weet men Van Irhoven te vinden. Door het ongezonde leven dat Van Irhoven lijdt (weinig beweging, weinig lichamelijke arbeid) gaat zijn gezondheid achteruit en in 1760 overlijdt hij aan “die zoort van waterzucht, die de Geneeskundigen Anasarka (of tusshen vel en vlees) noemen”. Op 25 november wordt hij in de Geertekerk begraven en naar de gewoonte van die tijd verschijnt er een veelheid aan lijkzangen en grafschriften. Een maand na de begrafenis wordt in het senaatsgebouw door professor Burman de al geciteerde Lykrede (Oratio Funebris) uitgesproken; bij deze gelegenheid zijn de wanden van het Auditorium met zwart laken bespannen. 

Grafschrift
Vraagt iemand wie hier in dat Graf besloten leyt,
’t Is Liefde Gulheid en opregte Vriendelijkheid.
Ook deftigheit, Sieraad voor wysheid, waarheid, trouw,
Standvastigheid en moed, een schoor van ’t Kerkgebouw,
Het is de HoogLeeraar Wilhelmus van Irhoven,
Wiens kostelyke Ziel is nu by God hierboven.

Terug in Ede
In de gemeenteraadsvergadering van 24 juli 1931 valt de naam van Van Irhoven als naamgeving van wegen aan de orde is. In deze vergadering krijgt de Padberglaan zijn naam en stelt de heer Oostwaard voor de weg vanaf de Verlengde Maanderweg naar de Maanderbuurt naar Wilhelmus van Irhoven te vernoemen. Dit voorstel wordt niet overgenomen en bedoelde weg krijgt de naam Nieuwe Maanderbuurtweg. Als twee jaar later opnieuw een aantal nieuw aangelegde wegen op de Bree een naam moet krijgen is het voorstel van Burgemeester en Wethouders deze te noemen naar twee Nederlands Hervormde predikanten. Detmarlaan en Van Irhovenlaan zijn het resultaat.

Getoonde foto
GA16646
 

 

 
Rubriek:Godsdienst en levensbeschouwing
Trefwoorden:Predikanten
 
Gebruikte bronnen
Boek: "Kudde in veelvoud – kleine kerkgeschiedenis van Ede”, Ede, 1986" door Dr J.H. van de Bankhttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB25183154
Boek: “In gedachtenis – portretten van predikanten van de Hervormde Gemeente Ede 1580-2004”, Ede, 2004 – blz. 46-49" door A.G. van Bruggen.https://hdl.handle.net/21.12142/GEB25183210
Boek: “Let op hun wegen – biografische schetsen van de in Ede vernoemde predikanten W. van Irhoven, H. Muntingh en D.A. Detmar”, Ede, 1994" door A.G. van Bruggen.https://hdl.handle.net/21.12142/GEB25183198

Geschreven door Gerard van Bruggen op 2008


Locatie op kaart