Vliegkamp Deelen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Vliegkamp Deelen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

 
Locatie:Ede, Deelen.
Periode:1940-1945

1940 - 1943

Al in het begin van de Tweede Wereldoorlog werd Nederland geschikt gemaakt als “Vorfeld” in de strijd tegen Engeland en alle vliegvelden voor het gebruik door de Luftwaffe. Na de capitulatie op 14 mei 1940 begonnen de Duitsers met herstelwerkzaamheden om het vliegveldje  Deelen te veranderen in “Fliegerhorst Deelen”.

Duizenden Nederlandse arbeidskrachten begonnen met de aanleg van het startbanenstelsel in een “A”-figuur, de vorm van Duitse vliegvelden. Ook verharde rolbanen, aanvoerwegen, werkplaatsen en hangars kwamen in een snel tempo tot stand. De gebouwen hadden muren van circa vijftig centimeter, die men – als camouflage – bouwde in een boerderijachtige stijl, de zogenaamde “Heimatstil”. Deze stijl was zeer geliefd bij de Duitse architecten.

In 1941 ontstond op het vliegveldterrein een spoorwegverbinding vanaf station Wolfheze. Deze spoorlijn gebruikte men voor de aanvoer van bouwmaterialen, munitie, geschut, brandstof, vliegtuigonderdelen en voedsel. Aan de rand verschenen onderkomens voor het personeel van de Luftwaffe, namelijk “Gross und Klein Heidelager “.

Bij het tegenwoordige infanterie-schietkamp “De Harskamp” bouwden de Duitsers een schijnvliegveld.

Op 24 juni 1940 werd de eerste nachtjagereenheid van de Luftwaffe, “Nachtjagdgeschwader 1” ( NJG 1 ), opgericht. Dit eskader maakte deel uit van de Jagddivision van de Luftwaffe. Nederland en Noord-België vormden de belangrijkste sector in het Duitse luchtverdedigingsstelsel, omdat de geallieerde bommenwerpers over deze gebieden vlogen. Oberst Josef Kammhuber leidde de Duitse nachtjacht, terwijl major Wolfgang Falck de baas was over Nachtjagdgeschwader 1. De staf van NJG 1 werd geplaatst op “Alster”, de codenaam voor “Fliegerhorst Deelen”. Falck werd de eerste commandant van de vliegbasis, waarvan de commandopost van Falck vanaf begin 1941 in een gebouw van het complex “Klein Heidekamp” werd ondergebracht.

De gestadige groei van het nachtjachtwapen resulteerde in augustus 1941 in de oprichting van het “XII. Fliegerkorps”. Dit korps kreeg de verantwoording over het algehele nachtjachtwapen. Commandant hiervan werd Generalmajor Kammhuber. Generalleutnant K.B. von Döring kreeg de leiding over de nachtjachtdivisie. In mei 1942 bestond het XII. Fliegerkorps uit de Jagddivisionen 1, 2 en 3. Vanaf die tijd voerden de divisies naast de operaties van de nachtjagers ook die van de dagjagers uit. In oktober 1943 werd het XII. Fliegerkorps het I. Jagdkorps en de Eerste Jachtdivisie werd omgenummerd tot Derde Jachtdivisie. Commandant Oberst Walter Grabmann kreeg vanaf 12 november 1943 de leiding over deze divisie.

“Diogenes” en “Teerosen I en II”
In het najaar van 1943 werd het gevechtscentrum van de Derde Jachtdivisie, een enorme bunker met de codenaam “Diogenes”, in gebruik genomen. In dit zenuwcentrum kwamen alle verbindingen bijeen van de Duitse vliegvelden en grondstations van de Luftwaffe. Diogenes had rechtstreeks contact met het hoofdkwartier van de Luftwaffe in Berlijn. Op 24 oktober kwam Oberbefehlshaber der Luftwaffe, Reichsmarschall Hermann Göring, op bezoek, die rondgeleid werd door Oberst Grabmann, op 1 augustus 1944 bevorderd tot Generalmajor.

De bunker Diogenes was 40 x 60 x 16 meter groot; de muren hadden een dikte van drie tot vier meter. Het bouwmateriaal werd aangevoerd via eerdergenoemde spoorwegverbinding, ook wel “bommenlijntje” genaamd.

Het grootste en belangrijkste vertrek van 15 x 20 x 12 meter lag in het midden van de bunker. Hier projecteerden de zogenaamde “grijze muizen”, de tientallen Luftnachrichtenhelferinnen, via Lichtpunktwerfer vanaf een tribune de posities van de geallieerde en Duitse vliegtuigen. Alle informatie die bij Diogenes binnenkwam, verzamelden de Duitsers door een netwerk van radiopeil- en radarstations. Op het Nederlandse grondgebied waren vijf radiopeilstations gevestigd, die de Duitsers aanduidden als “Y-Stellungen” of “Jägerleitstellungen”. Twee van deze radiopeilstations lagen ten oosten van het vliegveld Deelen, bovenop de “Galgenberg” nabij Terlet ( “Teerose I” ) en op de “Worth-Rhedense Heide” even ten noorden van Velp ( “Teerose II” ). De Britse bommenwerpers vlogen precies boven dit gebied naar Duitsland; daarom waren de Teerose-Stellungen de belangrijkste peilstations voor de Duitsers.

Het verzet van Deelen
Hoewel het Luftwaffegebied Deelen en omgeving vaak via luchtopnamen is gefotografeerd, waarvan tal van luchtfoto’s bewaard zijn gebleven, zijn tot 1944 geen bommen op Diogenes en beide Teerosen afgeworpen, hetgeen zeer opmerkelijk is. Kennelijk zagen de geallieerden het strategische nut van dit vliegveld niet in. Aan de informatie van het Nederlandse verzet aan de RAF [ = Royall Air Force ] heeft het niet gelegen; hij speelde aanwezige aantallen en typen vliegtuigen, gebouwen en installaties vanaf maart 1943 door. De berichtgeving was aanvankelijk niet geheel juist, maar gaandeweg kon de RAF zich een goed beeld van “Fliegerhorst Deelen” vormen. Opvallend waren de berichten over mysterieuze tankinstallaties die hoogstwaarschijnlijk gifgas bevatten. Of dit inderdaad zo was, is niet duidelijk geworden; het ging daarentegen vermoedelijk om een zeer gevaarlijke brandstof voor de Messerschmidt Me 163. Ook vermeldden de rapporten de aanvoer van 90 wagons met V-2 materiaal; dit is echter nooit gebruikt.

Het einde van Fliegerhorst Deelen
Op 17 en 18 september 1944 begon operatie “Market Garden”, die het einde van vliegveld Deelen aankondigde. Op 15 augustus 1944 bombardeerden eerst 94 Britse Avro Lancasters van de 5th Bomber Group RAF het vliegveld; de start- en rolbanen werden daarbij ernstig beschadigd. Ook het bombardement op 3 september 1944 veroorzaakte enorme schade. De Duitse vliegtuigen werden naar elders verplaatst en de FLAK [ = Flugzeugabwehrkanone ] ontmanteld. Bij de bombardementen van 3 september 1944 bleven de Teerosen I en II en Diogenes gespaard. Begin oktober ontmantelden de Duitsers het zwaar beschadigde radiopeilstation Teerose I; dit station vielen geallieerde jachtbommenwerpers op 29 september 1944 aan. Teerose II bleef tot 14 april 1945 intact. Op de avond van 17 september 1944 vernielde een Duits Sprengkommando Diogenes, het eens zo trotse commandocentrum van de Duitse jachtdivisie. 3 dagen later vernielde een zeer zware bom het zenuwcentrum van Diogenes, waarbij het interieur en de apparatuur onherstelbaar werden vernield. De Duitsers wisten immers dat zij de oorlog gingen verliezen. Het gebouw zelf bleef gespaard. Het commadocentrum werd naar het Duitse Duisburg overgeplaatst. Diogenes werd later hulpdepot van het tegenwoordige Gelders Archief.

Hoewel het vliegkamp Deelen voor een zeer groot gedeelte op het grondgebied van de gemeente Ede ligt, heeft het gemeentearchief  Ede weinig materiaal over dit vliegkamp. De gemiddelde Edenaar denkt, dat  het vliegkamp Deelen bij de gemeente Arnhem behoort. Hoe zou dat komen? 

Museum Deelen
Naast Vliegbasis Deelen bevindt zich Museum Deelen. U kunt hier terecht voor informatie over de geschiedenis van de vliegbasis. Ook is er veel aandacht voor de luchtoorlog in de jaren 1940-1945.

Getoonde foto
GA44506

 
Rubriek:Verkeer en vervoer
Trefwoorden:Vliegvelden, Tweede Wereldoorlog
 
Gebruikte bronnen
Peters, M.E. Lichtblauw op de Veluwe : een geschiedenis van het Vliegveld Deelen 1914-1995https://hdl.handle.net/21.12142/GEB25166708
Veldheer, P.A. Tussen ""Truppenplatz"" en ""Fliegerhorst"" 1940 - 1945 : de veelbewogen geschiedenis van het dorp Hoenderloo tijdens de Tweede Wereldoorloghttps://hdl.handle.net/21.12142/GEB25167022

Geschreven door Evert Somer op 2009


Locatie op kaart