De Sijsselt
De Sijsselt
Locatie | : | Ede |
Periode: 1426 tot heden
De Sijsselt maakte ooit deel uit van het Moftbos, dat tot de domeinen van hertogen van Gelre behoorde. Rond het jaar 1000 was het Moft eigendom van het klooster Elten. Dit ‘land’ bestond uit een deel van de Veluwe, Zuid-Salland en de Achterhoek.
Van dit grote bos heeft Arnold van Egmond, hertog van Gelre in 1426 een deel afgestaan aan Udo den Boese. Dit deel werd later bekend als de Sijsselt. Ook ‘Kernhem’ werd in leen afgestaan aan Udo, die daarmee het noordelijk deel van het Moftbos in leen had. Pas in het jaar 1437 werd de Sijsselt voor het eerst met name genoemd; het is onduidelijk waar deze naam op gebaseerd is.
Ligging
De Sijsselt was ongeveer 350 hectare groot en lag op de stuwwal van Ede, met als hoogste punt 57 meter boven N.A.P. Het werd in het noorden begrensd door de buurt Ede-Veldhuizen, in het westen door de buurt Maanen en deels de Bennekomse buurt. In het zuiden werd de Sijsselt begrensd door de Rekenkamervelden van Renkum en in het oosten door de heide behorende tot de buurt Ede-Veldhuizen. De wildwal (van Wageningen naar Lunteren) liep er dwars doorheen. Het was een jachtterrein, toen konijnenwarande genoemd, met bosjes en zandheuvels. Voor Kernhem was het belangrijk voor het leveren van brandhout. De Sijsselt bestond uit twaalf percelen, die historische namen hebben. Zo kennen we onder andere: het Boddegat, het Pruikbos en het Maanderbos. De twaalf oude dennen in het Bodegat werden in de volksmond de Twaalf Apostelen genoemd.
Maanen
De bewoners (boeren) van de buurt Maanen hebben een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Sijsselt. Volgens de oudst bekende gegevens uit 1526 telde de buurt 17 boeren die samen 707 schapen hielden. Ruim honderd jaar later in 1647 waren er 26 bedrijven die 98 ha bouwland in gebruik hadden. De voor dit bouwland benodigde mest bestond in hoofdzaak uit schapenmest, gemengd met heideplaggen. Binnen de buurt was te weinig heide om af te plaggen en van oudsher werd de heide behorende bij de Sijsselt daarvoor gebruikt.
Plaggen
De winning van plaggen gebeurde met een plaghak, waarmee ‘tegels’ heideplaggen werden geslagen. Omdat het ging om de bovenste humusrijke laag dienden de plaggen niet dikker dan drie centimeter te zijn. Het verworven strooiselmateriaal werd in de potstallen met aarde en mest gemengd en op het bouwland aangebracht. De terreinen waar eeuwenlang werd geplagd, bleven humusarm achter. De daardoor ontstane woeste gronden lagen het dichtst bij de boerderijen en zo ontstond het Maanderzand. Een ander deel van de Maanderheide kreeg als gevolg van de slechte kwaliteit de toepasselijke naam ‘Schraaljammer’. Het was dan ook niet verwonderlijk dat vele jaren later hier, mede om de lage grondprijs, de Enka werd gebouwd.
Carel van Arnhem
Een verre opvolger van Udo van Boese was Carel van Arnhem, die ook een belangrijk man in de raad van Gelre was. Hij gedoogde de boeren op de Sijsselt, maar vroeg daar vanaf 1575 wel jaarlijks een betaling in de vorm van een hamel (gecastreerde ram) voor. In 1607, toen het hertogdom Gelre al niet meer zelfstandig bestond, breidde hij zijn gebied uit met de boerderij de ‘Slijpkruik’ en in 1621 met een deel van boerderij de ‘Kalverkamp’. Later kwam hij in conflict met de boeren van de buurt Maanen, die zonder betaling steeds meer schapen op de Sijsselt lieten grazen, er maaiden en er plaggen sloegen. Uiteindelijk kregen de Maanderboeren het recht tot gebruik van de Sijsselt. Carel van Arnhem overleed in 1622 en werd in Ede begraven.
Herbebossing
Door de voortdurende verschraling van de grond door het plaggen en door de houtkap van brandhout ontstond op verscheidene plaatsen stuifzand. Herhaaldelijk werden maatregelen genomen om het stuifzand te beteugelen. Zo werd in 1702 bepaald dat de geërfden (van de Maanderbuurt) nieuwe wallen met levend hout moesten aanbrengen. Wat nu nog bekend staat als het Zandbos of het Paradijs werd in 1815 ingeplant om het stuifzand vast te leggen. Carel George graaf van Wassenaar en heer van Kernhem was de eerste die de herbebossing van de Sijsselt serieus ter hand nam. Onder zijn leiding werd aan het eind van de 18e eeuw vooral eikenhakhout aangeplant. De opbrengsten hiervan bleven mede door de slechte grondkwaliteit laag, maar toen rond 1845 de prijs voor eikenhakhout steeg werden veel dennenbossen omgezet in eiken. Na 1870 kwam er veel vraag naar ‘mijnhout’ ter ondersteuning van de gangen in de kolenmijnen. In de periode van 1874 tot 1892 werd in het zuidelijk deel van de Sijsselt 155 ha dennenbos aangelegd. Het noordelijke deel bleef grotendeels bebost met eikenhakhout. In 1892 werd een mijlpaal bereikt: voor het eerst in vier en een halve eeuw was de Sijsselt weer geheel bebost.
Aan het eeuwenlange gebruik van de Sijsselt door de boeren van de Maanderbuurt is eind 19e eeuw geleidelijk aan een einde gekomen. De komst van de Rhijnspoorweg (Utrecht-Arnhem) doorsneed de Sijsselt en de komst van kunstmest maakte het plaggen overbodig. De Sijsselt werd voor de boeren steeds minder belangrijk. Uiteindelijk verkocht de buurt haar gronden en hief zichzelf op in 1911. In 1967 kocht de vereniging het ‘Gelders Landschap’ de Sijsselt aan.
Getoonde foto's:
GA34408 Luchtopname van het gebied in 1988
Rubriek | : | Landbouw en visserij, natuurbeheer en milieu |
Trefwoorden | : | Heide, Bossen, Buurten |
Gerelateerde verhalen | |
---|---|
Wildwal | |
Dr. Hubert Johannes van Eck | |
Buurt Ede - Veldhuizen | |
Landgoed Kernhem | |
Rhijnspoorweg | |
Buurt Maanen | |
ENKA-AKU, de viscosefabriek |
Geschreven door Henk M. Klaassen op 5/10/2011